1 november 2025

In gesprek met Milka Yemane over de inburgering en het Manifest van Stichting Civic

Milka Yemane is gemeenteraadslid voor GroenLinks in Amsterdam, directeur van de International Foundation GroenLinks en voorzitter van de Raad van Toezicht van War Child Nederland. 

Na haar master Politicologie in New York, met een specialisatie in Internationale Betrekkingen, keerde Milka Yemane terug naar Nederland. Sindsdien richt ze zich op migratie en internationale samenwerking, met missies voor onder meer het European Asylum Support Office (EASO) in Italië, de Nederlandse hervestigingsmissie in Turkije en werkte ze voor het COA. Nu is ze gemeenteraadslid in Amsterdam voor GroenLinks en zet ze zich onvermoeibaar in voor onder andere een integraal inburgeringsbeleid. We spreken met Milka over haar ervaringen, inzichten en ideeën.

Oprichting van Stichting Lemat

Op vijfjarige leeftijd vluchtte ze samen met haar moeder en broertje naar Nederland vanwege de oorlog tussen Eritrea en Ethiopië. Na een periode in een azc kreeg het gezin een woning in Assen. Haar eigen ervaringen als vluchteling maakten dat ze zich altijd sterk betrokken voelde bij anderen in eenzelfde situatie. Toen in 2014 meer vluchtelingen naar Nederland kwamen, groeide haar wens om iets te betekenen. Ze schreef een open brief aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), wat uiteindelijk leidde tot haar eerste baan in de vluchtelingenopvang[1]

In 2015, tijdens haar werk bij het COA, zag Milka van dichtbij hoe Eritrese nieuwkomers worstelden met hun inburgering. “Ik merkte dat er niet alleen sprake was van een culturele kloof, maar ook van een vaardighedenkloof. De begeleiding was vaak niet cultuursensitief; mensen kenden de doelgroep simpelweg niet.”

Samen met haar moeder richtte ze Stichting Lemat op. Stichting Lemat ondersteunt Eritrese nieuwkomers in hun inburgeringsproces en fungeert als brug naar de Nederlandse samenleving. “We boden trainingen voor nieuwkomers: van empowerment tot praktische vaardigheden, maar ook interactieve groepssessies. Groepsverband geeft mensen vaak een gevoel van steun en herkenning, terwijl we waar nodig ook individueel konden bijsturen. En daarbij is maatwerk belangrijk: je kunt niet uitgaan van een one-size-fits-all, niet iedereen floreert binnen hetzelfde systeem.”

Het was ook heel erg belangrijk, vervolgt ze, om aan de andere kant te adviseren en te trainen. We gaven trainingen aan gemeenten en organisaties om cultuursensitiever te werken. Wat betekent het nou, wat behelst zo’n cultuur en hoe kun je daarop inspelen? Ik probeerde het ook echt praktisch te maken, om mensen inzicht te geven. Want je moet wel in beide kanten investeren, het werkt niet als het maar één kant op gaat.”

Een situatie die Milka altijd zal bijblijven: “Twee jonge statushouders zagen een oudere vrouw met zware tassen. Ze renden op haar af om te helpen, maar de vrouw begon te schreeuwen omdat ze dacht dat ze beroofd werd. Zo’n misverstand laat zien hoe belangrijk het is om beide kanten mee te nemen: nieuwkomers en de ontvangende samenleving. Vanuit deze jongens is het ondenkbaar een oudere persoon te laten lopen met zware tassen, voor de vrouw een grote schrik.

Ze voegt er nog aan toe dat “het ook gewoon tijd kost. Mensen moeten nog landen voordat ze plannen kunnen maken of werk kunnen oppakken. Ik zeg altijd: blij zijn met kleine stappen en vanuit daar rustig opbouwen.”

Maatwerk als ideaal, uniformiteit als praktijk

Milka was kritisch op de Wet inburgering 2013 (hierna: Wi2013). Vanuit haar rol als directeur bij Stichting Lemat werkte mee aan het onderzoek Valse Start (2018), waarin de Nationale Ombudsman pleitte voor een meer persoonsgerichte benadering. “De Wi2013 legde te veel nadruk op zelfredzaamheid, iets waar veel vluchtelingen nog niet aan toe waren. Ik verwelkomde het voornemen van minister Koolmees om het beleid te herzien. Gemeenten opnieuw verantwoordelijk te maken voor taal en begeleiding was een goede stap. Ook vind ik de drie routes die we nu hebben goed. Er is wel in ieder geval iets van maatwerk.”

Toch ziet ze dat de nieuwe Wet inburgering 2021 (hierna: Wi2021) nog altijd knelt: “Het idee van maatwerk is mooi, maar in de praktijk blijven we hangen in uniforme procedures. Er ligt nog steeds een sterke nadruk op trajecten afronden binnen een bepaalde tijd en op het behalen van taalniveau B1. Maar mensen hebben ontzettend veel meegemaakt. Soms hebben ze eerst rust en stabiliteit nodig om überhaupt te kunnen beginnen.

Mensgerichte benadering van inburgering

Ze pleit voor een meer integrale, mensgerichte benadering van inburgering. Wat heeft iemand concreet nodig om mee te doen? Voor de een is dat taal, voor de ander mentale steun of digitale vaardigheden. Daarnaast wijst ze er ook op dat het belangrijk is iemand zelfredzaam te maken op een manier die aansluit bij de persoon. “De Z-route heeft veel participatie-uren. Dan denk ik: oké, prima, maar ga je dan ondertussen ook werken aan het creëren van vaardigheden? Want anders blijven mensen in een afhankelijke positie. Het heeft alleen maar nut als je iemand de tools geeft om zijn of haar eigen weg te vinden.”

Milka benadrukt dat zelfredzaamheid niet betekent: zoek het zelf maar uit. Het gaat juist om investeren in de voorwaarden die mensen in staat stellen zelfstandig te worden in een nieuwe context. Nieuwkomers waren namelijk in hun land van herkomst al zelfstandig. Dat vraagt hier om ruimte voor maatwerk en een visie op de lange termijn: Wat wordt er gedaan om te ondersteunen? Hoe investeer je in iemand en kun je diegene ook met vertrouwen loslaten? Wat geef je mensen mee voordat je ze hun eigen weg laat gaan?

Ze is kritisch op het hanteren van sancties. “Wat wil je daarmee bereiken, als je een nieuwkomer gaat sanctioneren? Het vergroot vooral de stress en onzekerheid, terwijl iemand vaak juist extra begeleiding nodig heeft om vooruit te komen.” Daarbij wijst ze op een bredere parallel: als iemand zijn waterrekening niet kan betalen, wordt het water afgesloten en krijgt men een zak water voor het hoog noodzakelijke. Maar, stelt Milka, als iemand zijn water niet kan betalen, is er vaak een veel groter probleem met rondkomen. “Wat heeft zo’n sanctie dan voor effect, los van de boete? Het verergert vooral de situatie waarin mensen leven.”

Dat geldt ook voor nieuwkomers. “Mensen wíllen de taal leren. Ze willen een sleutel naar de ander vinden, met hun kinderen kunnen communiceren, deelnemen aan de samenleving. Maar soms spelen er omstandigheden, mentale zorgen, financiële problemen, die maken dat het nu niet lukt. In zo’n situatie helpt een sanctie niet, die leidt alleen maar tot meer stress. Wat wel helpt, is maatwerk: kijken wat nu haalbaar is, samen een routeplan maken en zorgen voor coaching en goede begeleiding. Dáár moet je op inzetten, niet op sancties.”

Ze wijst er bovendien op dat iemands moedertaal juist kan helpen bij het leren van Nederlands. Dat benadrukt opnieuw dat ondersteuning en het benutten van iemands kracht veel effectiever zijn dan het opleggen van sancties. Haar pleidooi sluit aan bij de oproep uit het Manifest van Stichting Civic om inburgering te benaderen vanuit vertrouwen, gelijkwaardigheid en iemands eigen kracht en perspectief.

De praktijk: grote caseloads en weinig ruimte

In haar rol als gemeenteraadslid ziet Milka van dichtbij hoe beleid uitpakt. “Met de grote caseloads bij gemeenten is het moeilijk om maatwerk te bieden. Begeleiders hebben vaak simpelweg onvoldoende tijd om met mensen in gesprek te gaan. En toch is die ruimte van zo’n groot belang. Ook voor het cultuursensitief werken. Het is mensenwerk en dat is altijd lastig met beleid.

Beleid schept een kader, maar het succes hangt af van hoe je de vrije ruimte binnen dat kader inkleedt,” zegt ze. “Informele organisaties spelen hierbij een sleutelrol. Zij kennen de gemeenschapen, zien de signalen van schulden, mentale problemen of problemen in huis vaak als eerste en kunnen aanvullen waar het formele beleid tekortschiet. Het is daarbij belangrijk dat beleid integraal wordt vormgegeven: taal, werk en gezondheid kunnen niet los van elkaar worden benaderd. Er moet ruimte blijven om in te kleuren. En dat de wet dan niet in de weg zit.

Om nieuwkomers beter te betrekken, vertelt ze dat de gemeente Amsterdam een klankbordgroep van nieuwkomers instelde. “Deze groep fungeert als directe stem van de doelgroep en helpt signalen op te halen die weer meegenomen kunnen worden in het beleid.”

Milka benadrukt dat inburgering niet losstaat van andere uitdagingen, zoals schulden, mentale gezondheid en sociaal isolement. “Je kunt iemand niet vragen om voor de komende vijf jaar een carrièreplan te hebben als diegene nog niet geland is. Laat mensen eerst proeven van wat er mogelijk is, organiseer meeloopdagen en snuffelstages. Maar ook: heb aandacht voor de mentale gezondheid. Als hieraan voorbij wordt gegaan, is er geen ruimte voor het inburgeringstraject.

De kracht van informele organisaties en meertaligheid

Belangrijk in Milka’s verhaal is de wisselwerking tussen formele en informele organisaties. Met formele organisaties worden instellingen bedoeld zoals gemeenten, zorginstanties en scholen, die werken volgens vaste structuren, regels en procedures. Informele organisaties daarentegen zijn buurtnetwerken, vrijwilligersinitiatieven, geloofsgemeenschappen of migrantenorganisaties die vanuit de gemeenschap zelf ontstaan en vaak flexibeler en laagdrempeliger opereren. “Formele organisaties kunnen het niet alleen,” benadrukt ze. “Informele initiatieven kennen de gemeenschappen, hebben het vertrouwen van mensen en zien vaak als eerste signalen van problemen: schulden, psychische klachten of spanningen thuis.”

Milka ziet ook dat informele organisaties helpen om beleid te verbeteren: “Zij zijn dicht bij de mensen, ze weten waar beleid tekortschiet en kunnen dat teruggeven. Vanuit een formele organisatie is die ruimte er niet altijd, maar als je de kennis benut, kun je veel beter inspelen op wat er leeft.”

In Amsterdam diende Milka een motie in om informele organisaties meer te ondersteunen en om aandacht te besteden aan de psychisch-mentale situatie van statushouders. “Die is vaak bepalend voor succes. Ik heb helaas gezien hoe groot de gevolgen kunnen zijn als daar geen oog voor is.”

Een ander belangrijk punt dat Milka aankaart is hoe er wordt gekeken naar taal en leerbaarheid in de inburgering. “We zien dat mensen soms te snel de stempel ‘moeilijk leerbaar’ krijgen, terwijl het vaak niet zo duidelijk is. Bij Lemat merkten we dat als we langer in gesprek gingen, bleek dat mensen wel degelijk leerbaar waren, maar net wat meer begeleiding nodig hadden, of dat er een taalbarrière was die eerst weggenomen moest worden. Het vraagt om een open blik: is iemand echt niet leerbaar of heeft die de uitleg gewoon nog niet helemaal begrepen?” 

Ook pleit Milka voor een bredere kijk op taalbeleid: “Taal is belangrijk, maar het mag geen drempel worden. Burgerschap zou niet afhankelijk moeten zijn van taalniveau. Taal is een middel, geen doel. Het gaat niet alleen om taalverwerving zodat je kunt werken, maar ook om relaties. Ik hoor vaak ouders zeggen: ‘kon ik de taal maar beter, dan begreep ik mijn kinderen tenminste.’ Thuis kun je Tigrinya spreken, maar kinderen groeien op met vloeiend Nederlands. Je wilt niet dat je uit elkaar komt te staan en misschien ook andere ouders kunnen spreken. Vanuit inburgering ligt de nadruk vaak op werk, maar voor mij persoonlijk heeft taal vooral een sociale functie: het is de sleutel naar de ander.

Daarom benadrukt Milka het belang van meertaligheid: “We moeten niet bang zijn om iemands eigen taal tijdelijk in te zetten als dat functioneel is. Meertaligheid kan juist een kracht zijn. Je hoeft niet te kiezen. Dat is ‘the best of both worlds’.” 

Kleine stappen, groot verschil

Milka gelooft in de kracht van kleine stappen: “Less is more. Begin klein en ga dan verder. Het idee dat je direct moet slagen voor alles uit het inburgeringsbeleid werkt verlammend. Geef mensen de tijd en ruimte om te landen.”

Haar drijfveer? Die komt van dichtbij. “Altijd heb ik gezien hoe mijn moeder voor anderen klaarstond, ook als haar eigen situatie moeilijk was. Dat leerde mij om oog te hebben voor de mensen aan wie in beleid en in bepaalde ruimtes niet altijd wordt gedacht.”


[1] Politiekpraat met Milka Yemane (GroenLinks): “De systeemverandering die plaats moet vinden gaat van een hele lange adem zijn. Maar juist daarom mogen we niet opgeven” – npo.nl/npo3.

 

Deel dit

Lees ook