31 mei 2025

    In gesprek met Nadia Bouras over de inburgering en het Manifest van Stichting Civic

    Chela Lemmens

    Het inburgeringsbeleid blijft, ondanks talloze aanpassingen, een systeem dat uitsluit, wantrouwt, discrimineert en mensen dwingt om hun plek in Nederland te ‘verdienen’. Vanuit Stichting Civic vinden wij het noodzakelijk om verder te kijken dan slechts het corrigeren van het bestaande beleid. In 2023 lanceerden wij ons Manifest, waarin we pleiten voor een fundamentele herbezinning op de ‘inburgering’, ‘integratie’ en het scheve beeld dat bestaat over nieuwkomers in Nederland. Het huidige beleid creëert een kunstmatige en onnodige scheiding tussen ‘de samenleving’ en mensen die daar zogenaamd nog geen deel van uitmaken. Door deze genormaliseerde gedachten bloot te leggen, beginnen we een gezamenlijke zoektocht naar alternatieven. In dat kader spreken we met Nadia Bouras over de negende stelling van het manifest: ‘de ambitie dat iedereen, nieuwkomer of niet, toegerust is op een leven in Nederland’.

    Migratiehistoricus en universitair docent Nadia Bouras (Universiteit Leiden) pleit voor een samenleving die gebouwd is op gelijkwaardigheid, gemeenschap en solidariteit. “We moeten af van het idee dat ‘integratie’ alleen de verantwoordelijkheid is van de migrant,” zegt ze. “Het is een collectieve verantwoordelijkheid.” 

    Een hardnekkige mythe

    Het debat over migratie en integratie in Nederland wordt volgens Bouras al decennialang gedomineerd door hardnekkige aannames en politieke framing. In de jaren zeventig werd migratie nog gezien als een tijdelijk fenomeen, met beleid dat gericht was op het behoud van de culturele banden met het land van herkomst. Dit moest remigratie vergemakkelijken. Toen duidelijk werd dat veel migranten zich permanent in Nederland vestigden, volgde een beleidswijziging van behoud van identiteit naar culturele aanpassing. 

    Toch bleef zelfreflectie over het eerdere beleid uit. In plaats van een kritische evaluatie van wat wel en niet werkte, verschoof de politieke toon naar het benadrukken van de vermeende mislukking van integratie, waarbij de schuld bij de migrant werd gelegd. Bouras verwijst naar het rapport van de parlementaire enquêtecommissie uit 2004, waar de omslag zichtbaar werd  in de aanloop naar het nieuwe beleid van minister Verdonk. “De conclusie was dat integratie van veel groepen eigenlijk best goed verliep — en dat ondanks, niet dankzij, het beleid. Maar dat was niet de boodschap waar Den Haag op zat te wachten. Het rapport verdween onder in de la.” Onder minister Verdonk werd een strengere koers ingezet: inburgering werd een individuele verantwoordelijkheid, waarbij ondersteuning plaatsmaakte voor dwang en privatisering.

    De erfenis van Verdonk

    Volgens Bouras werkt de erfenis van het beleid onder minister Verdonk nog altijd door in het huidige integratiedenken. Het uitgangspunt was dat integratie mislukt was, en dat migranten, zowel nieuwkomers als oudkomers, moesten worden ‘bijgestuurd’. Een voorbeeld is de volledige privatisering van het inburgeringsproces: “Je moest zelf maar een taalcursus vinden en betalen, anders kreeg je een boete. Er was geen ondersteuning, geen ontmoeting, geen context.” 

    Waar voorheen het behoud van de eigen taal en cultuur nog werd aangemoedigd, vertelt Bouras, verschoof de nadruk naar volledige aanpassing aan de Nederlandse taal, cultuur en identiteit. Deze koerswijziging paste niet alleen binnen het toenmalige neoliberale denken, waarin de overheid zich terugtrekt en verantwoordelijkheid individualiseert, maar ook binnen een dieper geworteld koloniaal denken waarin culturen hiërarchisch worden beoordeeld, legt Bouras uit. Wie niet voldoet aan de dominante norm, wordt geconfronteerd met strikte eisen en verplichtingen. Het integratiedebat kwam zo in een ideologische houdgreep, gevoed door de overtuiging dat integratie per definitie mislukt was.

    De etnische bril

    Een fundamenteel probleem, stelt Bouras, is de neiging om maatschappelijke vraagstukken langs etnische lijnen te duiden. In plaats van aandacht te besteden aan structurele ongelijkheid of sociaal-economische achterstelling, worden problemen vaak geframed als ‘probleemgedrag’ van specifieke groepen, zoals moslims, Marokkanen of Turken.

    Volgens Bouras komt dit voor een deel voort uit de Nederlandse traditie van verzuiling, waarin het idee leeft dat groepen zelf verantwoordelijk zijn voor hun positie, binnen hun eigen kring en dat daadwerkelijke problemen niet geduid worden langs lijnen van klasse of andere sociaal-economische factoren. “Tegelijkertijd werd het publieke debat in de jaren negentig sterk beïnvloed door opiniemakers zoals Frits Bolkestein, die stelde dat er sprake was van een fundamentele botsing tussen de westerse, ‘verlichte’ beschaving en de islam. Volgens Bolkestein waren deze waarden onverenigbaar. Een gedachte die hij als VVD-leider krachtig uitdroeg en die diep doordrong in het politieke en publieke discours.” Volgens Bouras maakt de Nederlandse etnische obsessie het onmogelijk om problemen vanuit gelijkwaardigheid te benaderen. “We blijven denken in categorieën van ‘de ander’, en dat is funest voor een samenleving.”

    De ambitie dat iedereen, nieuwkomer of niet, is toegerust op een leven in Nederland

    De geschiedenis van het Nederlandse inburgeringsbeleid laat zien hoe beleid lange tijd niet uitging van gelijkwaardigheid, maar van beheersing, aanpassing en uitsluiting. De dominante overtuiging dat integratie mislukt zou zijn, heeft geleid tot een restrictieve benadering waarin de verantwoordelijkheid vooral bij de migrant werd gelegd. Maar als we werkelijk willen bouwen aan een samenleving waar iedereen is toegerust op een leven in Nederland, vraagt dat om een fundamentele koerswijziging. De negende stelling van het Manifest is de ambitie dat iedereen, nieuwkomer of niet, is toegerust op een leven in Nederland. Die ambitie veronderstelt niet alleen praktische toegang tot werk, taal en onderwijs, maar ook erkenning van ieders recht op een menswaardig bestaan.

    Voor Bouras is het recht op een waardig leven noodzakelijk. Dat betekent: gelijke kansen, een eerlijke procedure en een samenleving die vrij is van discriminatie en uitsluiting, zowel op institutioneel als op sociaal vlak. “Het is belangrijk dat mensen de kans krijgen om een waardige positie in te nemen in de samenleving. Nu gebeurt het te vaak dat mensen pas mogen participeren nadat ze een verblijfsvergunning hebben gekregen.” Volgens Bouras komt het moment dat mensen mogen participeren veel te laat. 

    Mensen dien je te bekijken in al hun facetten en moeten niet gereduceerd worden tot hun economische functie, stelt Bouras. “Zij zijn niet alleen arbeiders, maar ook gelijkwaardige leden van onze samenleving: Nederlanders, ouders, buren, medeburgers. Mensen die je nodig hebt, waar we samen meebouwen aan een samenleving die gestoeld is op gelijkwaardigheid, vrijheid en gedeelde verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid mag niet eenzijdig worden gelegd bij nieuwkomers, of het nu gaat om vluchtelingen, statushouders of arbeidsmigranten, maar rust op de hele samenleving. Het is dan ook belangrijk te investeren in plekken van ontmoeting.” Wanneer mensen ervaren dat ze erbij horen, zegt Bouras, zorgt dat ook voor een leefbaardere samenleving waar we uiteindelijk allemaal profijt van hebben.

    Volgens Bouras wordt de rol van arbeidsmigranten in de samenleving structureel over het hoofd gezien. Ze worden gereduceerd tot goedkope arbeidskrachten, zonder erkenning van hun menselijkheid, hun leven, hun gezinnen, hun toekomst in Nederland. Dat velen van hen hier willen wonen en een bestaan proberen op te bouwen, blijft grotendeels buiten beeld. “Er is voor arbeidsmigranten nauwelijks sprake van taalonderwijs of beleid dat inzet op participatie. En zodra ze niet langer inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, verdwijnen ze uit het zicht van de beleidsmakers. Hun waarde wordt uitsluitend afgemeten aan hun economische nut. Dat is niet alleen onmenselijk, het is ook een kortzichtige visie op de samenleving en het samenleven.”

    De retoriek van angst

    Beleid ontstaat niet in een vacuüm, benadrukt Bouras. Stereotypering speelt een grote rol, niet alleen in het publieke debat, maar ook in de totstandkoming van beleid. “Politici gebruiken migranten als zondebok om af te leiden van hun eigen falen op dossiers als woningbouw of de arbeidsmarkt.” Het politieke klimaat baart haar dan ook grote zorgen. “Het debat na de Maccabi-rellen was ronduit stuitend. Wat daar in de Tweede Kamer werd gezegd, is het meest racistische debat dat ik in dertig jaar heb gehoord.”

    Deze retoriek is allesbehalve onschuldig en een doelbewuste manier om de aandacht af te leiden van structurele problemen, benadrukt Bouras. In plaats van verantwoordelijkheid te nemen voor sociaal-economische misstanden, worden groepen systematisch als oorzaak aangewezen. “De migrant, de moslim, de Marokkaan: zij worden tot symbool gemaakt van wat er zogenaamd misgaat. Dit is niet alleen onrechtvaardig, maar ondermijnt ook het sociale weefsel en versterkt de verdeeldheid.”

    Volgens Bouras is het daarom tijd voor een radicale ommezwaai. “We moeten af van het idee dat Nederlanderschap een gunst is die je kunt verdienen of verliezen. Nederlanderschap is een recht. En dat recht komt met plichten, maar ook met bescherming.” Ze benadrukt: “Het is noodzakelijk om het integratieframe los te laten. Dat frame veronderstelt immers een eenzijdig proces waarin alleen ‘de ander’ zich moet aanpassen. Terwijl samenleven draait om wederkerigheid, om geven en ontvangen, om gedeelde normen en waarden die we gezamenlijk vormgeven.”

    Gemeenschap als een daad van verzet

    Volgens Bouras is het vormgeven van een samenleving gebaseerd op gelijkwaardigheid een gezamenlijke verantwoordelijkheid. “Nieuwkomers moeten vanaf dag één worden gefaciliteerd en erkend als gelijkwaardige leden van de samenleving. Dat begint bij de erkenning van hun menselijkheid: iedereen draagt bij en verdient een plek.”

    Welke waarden willen we als samenleving uitdragen? Wat zeggen we tegen mensen die hier hun toekomst willen opbouwen? “De boodschap die we geven moet ervoor zorgen dat er sprake is van gelijke kansen. Zodat mensen op een gelijkwaardige en waardige manier kunnen participeren aan de samenleving, ongeacht hun culturele of etnische achtergrond.” Voor Bouras zijn de kernwaarden helder: gemeenschap, solidariteit en vrijheid. “We moeten ons afvragen hoe we voor elkaar zorgen, hoe we gelijke kansen creëren en hoe we onszelf als samenleving kunnen corrigeren als het misgaat. Vrijheid en veiligheid mogen geen voorrecht zijn, maar moeten voor iedereen gelden.”

    En die verantwoordelijkheid mogen we niet afschuiven, stelt Bouras. “Je zegt tegen de samenleving: het loopt de spuigaten uit. Als we nu niet optreden, zijn we verloren. Die giftige anti-migratieretoriek heeft namelijk een functie. Het dient als rechtvaardiging van repressief beleid, voor harde maatregelen en ondermijnt solidariteit.” Juist daarom, benadrukt Bouras, is het van belang dat we als samenleving waakzaam blijven, onze woorden wegen en kritisch blijven op de bedoelingen achter politieke uitspraken.

    In die strijd voor een rechtvaardige samenleving is solidariteit onmisbaar. Niet alleen van burgers, maar ook van instituties, organisaties en beleidsmakers. “Als je een groep structureel wegzet als probleem, worden we uiteindelijk allemaal onveilig. Mijn vrijheid is jouw vrijheid. Mijn veiligheid is jouw veiligheid.”

    Over Nadia Bouras:
    Nadia Bouras is migratiehistoricus en universitair docent aan de Universiteit Leiden. Haar onderzoek en werkzaamheden richten zich op de Marokkaanse geschiedenis en de geschiedenis van Marokkaanse migratie. Bouras spreekt zich uit tegen racisme en moslimhaat en is een veelgehoorde stem in het publieke debat. 

    Deel dit

    Lees ook