13 maart 2020
Op woensdag 11 maart gaf senior ambtenaar Maartje Groot, werkzaam bij het ministerie van Sociale Zaken en verantwoordelijk voor de ‘veranderopgave inburgering’ een lezing bij Spui25 over de nieuwe inburgeringswet die in januari 2021 zou moeten ingaan. De lezing onthulde weinig nieuws voor wie het wetgevingsproces nauwgezet volgt of de (concept) memorie van toelichting heeft gelezen, maar wierp wel enkele prangende vragen op.
1) Hoe gaat de intake eruit zien en hoe wordt de kwaliteit gewaarborgd?
In het nieuwe stelsel zal veel afhangen van een ‘brede intake’ die de gemeente aan het begin van het inburgeringstraject moet gaan afnemen. Groot vertelde tijdens de lezing dat deze intake zal bestaan uit 13 onderdelen, die niet verder gespecificeerd werden. Op basis van deze intake wordt ‘de taalleerbaarheid’ van de inburgeraar ingeschat en bepaald hoe het ‘persoonlijk inburgeringsplan’ (PIP) en de inburgeringsplicht van de inburgeraar eruit zal zien. Maar hoe deze intake precies wordt vormgegeven en uitgevoerd is nog niet uitgewerkt. Ook de ‘taalleerbaarheidstoets’ bestaat nog niet. De vraag op welke manier de gemeenten de expertise kunnen ontwikkelen om zulke ingrijpende intakes voor inburgeraars adequaat uit te voeren, kon niet beantwoord worden. Ook het idee dat inburgeraars tijdens hun inburgering nog van niveau en leerroute kunnen wisselen wordt niet nader geduid. Door wie en wanneer wordt dat moment bepaald?
2) Hoe gaan maatwerk en sancties samen?
In het regeerakkoord staat dat de taaleis van de inburgering naar B1 wordt verhoogd (het is nu A2). Groot legde uit dat de opzet ‘B1-tenzij’ wordt. Sommige inburgeraars (in de Z-route) hoeven geen taalexamens af te leggen, andere inburgeraars kunnen ‘afschalen’ naar A2. Het is ook mogelijk ‘op te schalen’ naar B2. Daarnaast kan het tempo worden aangepast: sommige inburgeraars kunnen dan binnen anderhalf jaar hun inburgering halen, bijvoorbeeld. Dit doet de vraag rijzen hoe dit maatwerk zich verhoudt tot het sanctie- en boetebeleid. Wat is binnen dit model nog ‘verwijtbaar niet inburgeren’? Kan een inburgeraar een boete krijgen voor het niet-halen van een B1-examen, terwijl anderen zijn afgeschaald naar A2 en geen boete krijgen? Krijgen inburgeraars die langer over hun inburgering mogen doen, bijvoorbeeld via de onderwijsroute, ook langer geen permanente verblijfsstatus? Groot zei dat ze over al deze vragen niks kon zeggen. Vragen over naturalisatie en het verkrijgen van permanent verblijf, verwees ze naar het ministerie van Justitie en Veiligheid. Duidelijk is wel dat de de gronden waarop inburgeraars boetes kunnen krijgen in de nieuwe wet (zowel op centraal als decentraal niveau) zullen toenemen.
3) Wordt het verschil tussen statushouders en familiemigranten niet veel te groot?
In het nieuwe stelsel krijgen statushouders (en hun nareizigers) een ‘aanbod’ van de gemeente. Dit betekent dat hun inburgering betaald wordt, en ook voor de eerste twee kansen van hun examens krijgen zij financiële ondersteuning. Of dit aanbod ook afgeslagen kan worden door een inburgeraar, blijft onduidelijk. Familiemigranten krijgen dit aanbod in ieder geval niet. Groot vertelde dat voor hen weinig verandert, behalve dat ook voor hen het PIP verplicht wordt toegevoegd aan de inburgeringsplicht: zij kunnen een lening afsluiten bij DUO (die ze moeten terugbetalen) en moeten ook voor hun examens betalen. Dit betekent dat voor statushouders inburgeren praktisch gratis wordt, terwijl het voor familiemigranten duizenden, zo niet tienduizenden euro’s blijft kosten. Groot gaf aan dat dit verschil gerechtvaardigd is omdat familiemigranten een bewuste keuze maken om in Nederland te gaan wonen.
4) Wanneer gaat de nieuwe inburgeringswet precies in?
De nieuwe inburgeringswet ligt momenteel bij de Raad van State en het is nog onduidelijk wanneer deze zijn advies over de wet uitbrengt. (Dit is overigens achter de schermen gebeurd, dus de wet zoals de RvS zich er nu over buigt is niet openbaar, het is onduidelijk waarom dit zo is.) En na het advies van de Raad van State, moet er ook nog over de wet gestemd worden in de Tweede Kamer en Eerste Kamer. Daarnaast zijn er nog de niet-ontwikkelde onderdelen van de nieuwe wet (zie punt 1) en lopen er onderhandelingen met de VNG over de kosten en budgetten van de nieuwe inburgering voor gemeenten. Het plan is dat de nieuwe wetgeving in januari 2021 in moet gaan, maar dit lijkt onmogelijk. De vraag is daarom: wat is een meer realistische inschatting van wanneer de wet ingaat? En wat betekent dit voor de inburgeraars die nu moeten beginnen en worstelen met het huidige averechtse stelsel?