13 juli 2025

Nadine Blankvoort Stefan Manser-Egli

De samenleving is nooit af: deze eenvoudige, maar diepzinnige stelling vormt de kern van het manifest van Stichting Civic. Het klinkt misschien poëtisch, maar de consequenties ervan zijn zwaar politiek – met name voor hoe we denken over integratie en het inburgeringsbeleid in Nederland en daarbuiten.

This article is available in English. A Society Never Finished: Rethinking Integration through Civic’s Manifesto

Het manifest van Stichting Civic keert zich af van de gangbare opvatting dat nieuwkomers zich moeten aanpassen aan een volmaakte en gelijkgestemde samenleving. In de Nederlandse context betekent dit vaak het overnemen van de zogenaamde ‘Nederlandse waarden’ – een standaardpakket aan culturele verwachtingen die nieuwkomers worden geacht zich eigen te maken. Integratie wordt in deze visie eenrichtingsverkeer: van hen naar ons. Maar dit idee is gebaseerd op een verkeerde veronderstelling. De samenleving zou helemaal af zijn en nooit meer veranderen, in afwachting van buitenstaanders, om hen gewoonweg op te nemen. In werkelijkheid is een samenleving nooit statisch, gelijkvormig of homogeen. Die is divers, in ontwikkeling en wordt gevormd door historische conflicten over inclusie, uitsluiting en macht.

Willem Schinkel is een vooraanstaand auteur die het idee van ‘integratie’ bekritiseert. Hij stelt dat integratie geen neutraal of abstract proces is; het is een systeem dat mensen veroordeelt tot regels, indeelt in groepen en hen voortdurend de maat neemt. Nieuwkomers worden aldoor vergeleken met een ingebeelde standaard: die van de ‘juiste burger’. Dit systeem bevordert de integratie niet, integendeel, het stimuleert juist het systeem van ‘de ander’, terwijl het tegelijkertijd gelijkvormigheid eist. 

Socioloog Abdelmalek Sayad vatte deze tegenstelling in de jaren 1990 samen in zijn metafoor van de asymptoot. Stel je twee curven voor die steeds dichter naar elkaar toe bewegen, maar elkaar nooit raken (zie afbeelding) (1).

Integratie gaat in deze visie niet alleen over het verkleinen van de kloof – het gaat om de erkenning dat de kloof nooit volledig zal sluiten, dat de curves elkaar nooit echt zullen raken. De ‘te integreren nieuwkomers’ worden op de ene curve geplaatst, de ‘altijd al geïntegreerde burgers’, d.w.z. de ‘samenleving’, op de andere. 

Het idee van integratie vereist dat we onderscheid maken tussen wie moet integreren en wie standaard al ‘geïntegreerd’ is. Deze scheiding heeft blijvende gevolgen. Bestempeld worden als iemand die moet integreren betekent eindeloos getoetst worden aan een (verschuivende) norm. Het betekent dat je kinderen – en hun kinderen – worden gehouden aan een standaard die ze nooit volledig kunnen bereiken: het ideaal van de ‘geïntegreerde’ Nederlander, de andere curve in deze metafoor van de asymptoot

Het idee van een uniforme ‘Nederlandse samenleving’ wordt zelden of nooit in twijfel getrokken. Dit heeft te maken met de manier waarop integratie wordt onderzocht – zowel door academische instellingen als in grootschalige nationale en Europese statistische onderzoeken. Onderzoekers gebruiken vaak brede etnische categorieën zoals Turks, Marokkaans of Surinaams en vergelijken deze groepen met elkaar en met de Nederlandse ‘norm’.
Integratie wordt gemeten aan de hand van een breed scala aan indicatoren zoals opleidingsniveau, werkgelegenheid, criminaliteitscijfers en sociale netwerken. Deze indicatoren worden gezien als tekenen van hoe goed iemand is ‘geïntegreerd’. Maar wat hierbij opvalt: de integratie van de ’autochtone’ Nederlanders wordt nooit gemeten. Hun integratie wordt als vanzelfsprekend beschouwd en nooit onderzocht. En wanneer de categorie Nederlands wel in een onderzoek verschijnt, zijn de kritische vragen: Wie telt als Nederlander? Is deze categorie witgewassen om de etnische en culturele diversiteit in de Nederlandse samenleving zelf uit te wissen?

Zelfs wanneer onderzoek aantoont dat ‘autochtone’ Nederlanders lager scoren dan nieuwkomersgroepen op zogenaamde integratie-indicatoren, wordt dit nooit bestempeld als een probleem of als mislukte integratie. Studies tonen aan dat ‘Nederlanders’ vaak minder interetnische contacten hebben dan de groepen die als onvoldoende geïntegreerd worden gezien. Toch leidt dit feit niet tot bezorgdheid of beleidsmaatregelen – en voor de duidelijkheid, we beweren ook niet dat dit zou moeten. Maar het benadrukt iets anders: de ‘Nederlandse samenleving’ wordt voorgesteld als reeds geïntegreerd en modern. Zelfs wanneer ze volgens haar eigen normen tekortschiet, wordt een kritische blik vermeden. Integratie is een eenzijdige uitdaging, een probleem dat aan de ‘nieuwkomers’ toebehoort. Die denkwijze schuift de verantwoordelijkheid voor ‘succes’ of ‘mislukking’ af van beleid en historische ongelijkheden, en legt die botweg bij het individu.

Als antwoord op deze kritiek hebben sommige wetenschappers bedacht dat integratie moet worden gezien als een tweerichtingsproces, waarbij nieuwkomers en de ‘samenleving’ zich aan elkaar aanpassen. Op het eerste gezicht lijkt dit inclusiever. Maar het stelt de samenleving nog steeds voor als een verenigd en nationaal ‘geheel’, met vaste waarden die iedereen zou moeten overnemen. Deze waarden worden gezien als modern en het nastreven waard – ook al is in de praktijk niet iedereen het eens over wat ze zijn. Ondertussen blijven diepgaande vraagstukken vaak onbesproken. Wanneer de samenleving wordt afgeschilderd als homogeen en modern, wordt het een bestemming waarvan we verwachten dat nieuwkomers die bereiken. Maar deze voorstelling van zaken gaat voorbij aan pijnlijke waarheden – zoals structurele ongelijkheid, institutioneel racisme en de koloniale wortels die verankerd zijn in wat het Nederlanderschap is gaan voorstellen. 

Het manifest van Stichting Civic geeft niet alleen kritiek op hoe we denken over integratie; het roept op tot diepere reflectie. Het spoort beleidsmakers, docenten, onderzoekers en burgers aan hun eigen aannames te bevragen die gaan over erbij horen, wat normaal is en wat onze nationale identiteit inhoudt. Het dringt er bij onderzoekers op aan om te begrijpen dat het beeld van de ‘reeds geïntegreerde samenleving’ en de ‘niet geïntegreerde nieuwkomers’ een direct gevolg zijn van de manier waarop we onderzoek doen en delen. 

Het manifest, en deze blog over de laatste stelling daarvan, spoort ons aan om de onvoltooide, diverse en veranderende samenleving te omarmen. Dat betekent openstaan voor onzekerheid, ongemak en onenigheid – maar ook voor creativiteit, consensus en transformatie. Kritische wetenschappers hebben het idee van het bestaan van universele waarden in twijfel getrokken, evenals ‘dé Nederlandse waarden’ of de veronderstelde universele ‘moderne’ waarden die kenmerkend zijn voor de Europese natiestaten. Liberale democratieën zijn sowieso niet eenvormig, ze gedijen juist bij pluralisme. 

De politicologe Chantal Mouffe stelt dat de liberale democratie moet worden gezien als een open ruimte waarin alles voortdurend bevraagd wordt, waar macht altijd in twijfel wordt getrokken en geen enkele uitkomst ooit definitief is. Zij roept op tot ‘agonistisch pluralisme’: een democratie waarin conflict en verdeeldheid inherent zijn aan de politiek. (2) De socioloog Stuart Hall sluit zich bij dit idee aan met zijn levendige beschrijving van democratie, niet als een harmonieuze consensus maar ‘een volstrekt eindeloos geruzie’; ‘het geluid van mensen die daadwerkelijk in het openbaar over hun verschillen onderhandelen’. (3)

In die zin is de stelling van Stichting Civic niet alleen kritisch, maar ook hoopgevend. Het manifest van Stichting Civic is een poging om te confronteren en te bevragen, om de machtsverhoudingen te benadrukken die onze opvattingen over ‘samenleving’, ‘waarden’, ‘nieuwkomers’ en ‘integratie’ hebben gevormd. Deze begrippen hebben het publieke en politieke debat bepaald, zonder dat ze actief ter discussie zijn gesteld. Deze concepten worden zonder meer geaccepteerd en omgezet naar meetbare variabelen in onderzoeken en vervolgens aan het publiek gepresenteerd als ‘feit’. 

Stichting Civic pleit via deze laatste stelling voor een opvatting van de samenleving die van zichzelf al divers en voortdurend in verandering is, en voor een bestuurssysteem dat inspeelt op de behoeften van deze diversiteit. Zonder daarbij individuen te verdelen op basis van waar ze (zogenaamd) vandaan komen of de waarden die ze (zogenaamd) (niet) omarmen, tegenover een ingebeelde opvatting over een verenigde en voltooide ‘samenleving’. 

Dit is een hoopvolle oproep, want een samenleving die nooit af is, is een samenleving die in staat is om iets beters te worden: meer inclusief, meer divers en als zodanig democratischer.

Stefan Manser-Egli is postdoctoraal onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is gepromoveerd aan de Universiteit van Neuchâtel op Il/liberal Integrationism en de integratievereiste om ‘gedeelde waarden’ aan te nemen. Hij is mede-initiatiefnemer van een volksinitiatief om naturalisatie in Zwitserland te vergemakkelijken. 

Noten:
1. Bron: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Asymptote-1-over-x-plus-x.svg
2. Mouffe, Chantal. 2000. De democratische paradox. Londen: Verso. (in het Engels)
3. Hall, Stuart. 1997. Oude en nieuwe identiteiten, oude en nieuwe etniciteiten’. In Cultuur, globalisering en het wereldsysteem: Hedendaagse voorwaarden voor de representatie van identiteit, onder redactie van Anthony D. King, 41-68. University of Minnesota Press. (in het Engels)

 

Deel dit

Lees ook