5 februari 2020
Marjolein Moorman vindt de gedachte van Mark Rutte dat nieuwkomers zich moeten invechten in de Nederlandse samenleving, een stuitend beeld. “Ik ben niet voor open grenzen, maar nieuwkomers die we hier een status geven, moeten we fatsoenlijk helpen te landen en op weg helpen. Invechten en straffen als het allemaal niet snel genoeg gaat, passen niet in mijn visie op inburgering.”
Marjolein Moorman, de wethouder Onderwijs, Armoede en Inburgering van de gemeente Amsterdam vindt het frustrerend dat er zo lang gewacht moet worden op een betere nieuwe wet. Al doet ze haar best de schade zoveel mogelijk te beperken, de nieuwkomers die onder het huidige stelsel vallen, blijven daar tot 2026 de dupe van.
Moorman ondertekende vol overtuiging de brandbrief die de vier grote Nederlandse gemeentes (Rotterdam, Utrecht, Den Haag en Amsterdam) op 31 jan. jl. naar Minister Koolmees stuurden. Samen met haar collega Rutger Groot Wassink (GroenLinks en wethouder Sociale Zaken, Diversiteit en Democratisering) is zij verantwoordelijk voor het implementeren van de nieuwe Inburgeringswet. Dit is geen gemakkelijke opgave. De grootste bezwaren volgens Moorman: het Rijk maakt te weinig geld vrij en er zijn nog te veel onduidelijkheden in het wetsvoorstel.
Het gros van de nieuwkomers dat in Nederland rechtmatig een status krijgt, zal hier blijven. Dat is een feit. We kunnen niet anders dan hen een goede en eerlijke kans bieden.
“Als we na 2021 een systeem willen neerzetten dat echt deugt, wordt het hoog tijd dat het kabinet over de brug komt.” Moorman vindt het onbegrijpelijk dat het kabinet de hand op de knip houdt. “Het is kwalijk en getuigt van weinig gevoel van verantwoordelijkheid. Deze coalitie heeft er nu drie jaar opzitten en in plaats van door te pakken, worden besluiten uitgesteld. Het gros van de nieuwkomers in Nederland dat hier rechtmatig een status krijgt, zal hier blijven. Dat is een feit. We kunnen niet anders dan hen een goede en eerlijke kans bieden. Ik vind het mooi dat de wethouders van de vier grote steden, afkomstig van verschillende politieke partijen, het hier tenminste over eens zijn.”
Ik ben tegen boetes, omdat ik zeker weet dat het de inburgeraar zelf en de samenleving niet verder helpt.
In afwachting van de nieuwe wet, begeleiden in Amsterdam klantmanagers van het Team Entree statushouders naar de juiste opleiding en werk. Moorman is er positief over maar erkent ook dat nog te veel nieuwkomers buiten de boot vallen. “Niet iedere statushouder krijgt nu de hulp die hij of zij nodig heeft. De regelgeving is soms gekmakend en ook interculturele verschillen of psychische barrières zijn oorzaak van stagnatie en uitval.”
Bang dat de huidige Amsterdamse inburgeraars straks grote schulden krijgen omdat ze niet binnen drie jaar zijn ingeburgerd, zoals de huidige wet voorschrijft, is ze niet. “Ik ben tegen boetes, omdat ik zeker weet dat het de inburgeraar zelf en de samenleving niet verder helpt. We houden dit goed in de gaten zodat we op tijd hulp kunnen bieden.”
“Doordat we als gemeente nu geen volledige eindverantwoordelijkheid hebben, ontbreekt een sluitend systeem waarin we de benodigde zorg en begeleiding beter op elkaar kunnen afstemmen. Taalscholen kunnen nu doen wat ze willen en dat is niet altijd in het voordeel van de statushouder. Straks bepalen wij welke taalscholen zich met de inburgering mogen bemoeien en zullen ze zich aan onze spelregels moeten houden.”
Maar hoe ze die samenwerking met de taalscholen precies gaat vormgeven, kan ze nog niet helemaal vertellen. Zoals ze het nu voor zich ziet, doet de gemeente de intake en bepaalt ze ook in welke route de inburgeraar terecht komt. Ze begrijpt dat daar expertise voor nodig is die de gemeente niet per se in huis heeft. “We willen natuurlijk mensen in het juiste traject hebben. En het moet ook mogelijk zijn van route te veranderen.”
Het kan zinvol zijn als een docent of werkgever weet, dat een statushouder hulp heeft van maatschappelijk werk of dat de jobcoach op zoek is naar een werkervaringsplaats.
Onderdeel van dat sluitende systeem zijn naast de gemeentelijke klantmanagers en de taalscholen, ook werkgevers, schuldhulpverleners en zorgprofessionals. Kortom, alle partijen waarop een statushouder (tijdelijk) kan leunen. Deze partijen moeten met elkaar in contact staan zodat bijvoorbeeld een docent of werkgever weet dat een statushouder hulp heeft van een maatschappelijk werker of dat zijn jobcoach een werkervaringsplaats heeft gevonden. Een dergelijk formeel netwerk komt niet zomaar tot stand; onder meer strenger wordende privacy wetgeving bemoeilijkt dat. Toch hoopt ze een vorm te vinden waarin statushouders, indien nodig, toestemming willen en kunnen geven voor het delen van belangrijke informatie.
“Om deze begeleiding, die goed aansluit bij de leefwereld van de inburgeraar, te ontwikkelen hebben we meer geld nodig.” Maar Marjolein Moorman hoopt op meer: Minister Koolmees stelt voor dat nieuwkomers worden ‘ontzorgd’ door de gemeente het eerste half jaar de huurkosten en verzekeringspremies te laten betalen. Moorman veronderstelt dat die periode voor sommigen tekort is en voor anderen juist te lang. Ze wil daar als gemeente meer vrijheid in. Uiteindelijk gaat het in de nieuwe wet om maatwerk.