11 februari 2021
Het doel van de inburgering is dat iedereen mee kan doen in de maatschappij, het liefst via betaald werk. Het onderzoek van het CPB (februari 2020) laat echter zien dat de arbeidsparticipatie door de Wet Inburgering 2013 niet is toegenomen (zowel de kans op werk, de arbeidsduur en het inkomen zijn niet toegenomen). Gemeenten zijn in het kader van de Participatiewet verantwoordelijk om inburgeraars te ondersteunen bij de toeleiding naar werk. Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) en Divosa brengen jaarlijks een rapport uit waarin gemonitord wordt hoe het staat met de arbeidstoeleiding van statushouders. Er wordt gekeken naar wat gemeenten doen om statushouders op weg naar werk te helpen en de resultaten daarvan. Afgelopen november verscheen de vijfde editie.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor ondersteuning bij het vinden van werk. Dit kan in allerlei vormen: een sollicitatietraining, vrijwilligerswerk of het direct helpen aan betaald werk. Jaarlijks wordt deze arbeidstoeleiding gemonitord aan de hand van (online) vragenlijsten die naar alle Nederlandse gemeenten worden gestuurd. Onderwerpen die jaarlijks terugkeren zijn: beleid en visie van gemeenten op arbeidstoeleiding van statushouders, het diverse (bereik van het) aanbod van gemeenten, de begeleiding van verschillende groepen statushouders en de resultaten van het ingezette beleid.
Het ondersteuningsaanbod van gemeenten is divers. Over de jaren heen blijft de trend te zien dat de meeste gemeenten (93%) inzetten op opdoen van werkervaring via werkervaringsplekken of vrijwilligerswerk. Ook zijn duale trajecten, leerwerktrajecten, in de meeste gemeenten beschikbaar. Er wordt de afgelopen jaren steeds meer (evaluatie)onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deze type trajecten (Zie hiervoor o.a. het onderzoek van Regioplan naar Duale Trajecten en het evaluatieonderzoek van Significant naar leerwerktrajecten). Om statushouders en hun ondersteuningsbehoeften beter in beeld te brengen, worden klantmanagers ingezet en organiseren meer gemeenten een brede intake. Daarnaast wordt aandacht besteed aan taalverwerving met behulp van een taalmaatje en/of door aanvullende taallessen aan te bieden. Opvallend veel gemeenten zijn ook meer naar de randvoorwaarden gaan kijken zoals de financiering en kinderopvang. Gemeenten kunnen meerdere budgetten aanspreken voor het toeleiden van statushouders naar werk (denk hierbij aan reïntegratiemiddelen, maatschappelijke begeleiding, WEB-middelen (Wet Educatie Beroepsonderwijs), decentralisatie-uitkering en de bijzondere bijstand). Ook wordt voor statushouders met kinderen kinderopvang steeds vaker georganiseerd (van 54% in 2019 naar 72% in 2020).
De brede intake en klantmanagers worden meestal voor een grote groep ingezet. Toch kan niet iedereen gebruik maken van dit ondersteunende aanbod. Ook andere activeringsactiviteiten bereiken door de soms complexe persoonlijke omstandigheden van statushouders niet iedereen. Het percentage statushouders dat helemaal geen ondersteuning krijgt, neemt over de jaren wel af. In 2017 was dit 37% en in 2020 ontvangt 10% van de statushouders geen ondersteuning op het gebied van arbeidstoeleiding vanuit gemeenten. Meestal komt dit door de persoonlijke situatie, met name gezondheidsproblemen, van de statushouder die participatie op de arbeidsmarkt belemmeren.
Idealiter begint de arbeidstoeleiding al in het AZC om zo snel mogelijk te starten met integreren en participeren. Ten opzichte van 2019 is het percentage van gemeenten dat in de AZC’s start met activeringsactiviteiten gedaald van 12% naar 8%. Aan de andere kant is wel een groter deel van de gemeenten gestart met deze activiteiten zodra de statushouder in de gemeente is komen wonen (van 68% in 2019, naar 70% in 2020). In 2016 volgden gemeenten nog minder vaak een duale aanpak en wachtte men in ruim een derde van de gevallen met de toeleiding naar werk nadat de verplichte inburgering was afgerond.
Gemeenten hebben steeds meer oog voor de nazorg van statushouders en werkgevers bij uitstroom naar (betaald) werk. Het (blijven) begeleiden van statushouders die werk hebben gevonden helpt te voorkomen dat statushouders weer terugvallen op de bijstand. Ondanks dat gemeenten meer mogelijkheden tot begeleiding bieden, wordt hier in de praktijk voor statushouders nog in mindere mate gebruik van gemaakt. Voor veel statushouders blijft het moeilijk om überhaupt aan werk te komen. Gemeenten schatten dat 1 op de 5 statushouders beschikt over een startkwalificatie voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Dit is hetzelfde percentage als in 2019. Gemeenten schatten dat voor 40% van de statushouders een opleiding de beste route is naar betaald werk. Het volgen van een opleiding zal naar verwachting ook minder vaak leiden tot terugval naar de bijstand. Er is echter een groot verschil tussen het percentage dat een opleiding zou kunnen volgen en de groep waarbij het daadwerkelijk lukt om een opleiding te starten (17%).
In grote lijnen hebben gemeenten hun aanpak verbeterd in de afgelopen jaren en zijn minder statushouders afhankelijk van de bijstand. In de gemeentelijke monitor van 2017 werd nog ingeschat dat 80% van de statushouders afhankelijk was van de bijstand. In 2020 is dit nog maar 47%, waarvan 2 op de 5 statushouders duurzaam naar werk is uitgestroomd. Uitstroom uit de bijstand is niet altijd het gevolg van het vinden van werk, maar kan ook doordat iemand een opleiding is gaan volgen (en studiefinanciering ontvangt), een partner die werk vindt of doordat iemand over gaat op een andere uitkering (bijvoorbeeld in verband met arbeidsongeschiktheid). Nog veel meer statushouders zouden uiteindelijk dus nog kunnen doorstromen naar betaald werk.
Al samenvattend, is een van de belangrijkste succesfactoren bij toeleiding naar werk een dedicated klantmanager die specifiek voor statushouders werkt. Zij zijn in staat om intensieve begeleiding op maat te bieden. Bij ruim een derde van de gemeenten hebben klantmanagers een lagere caseload waardoor zij meer tijd aan de arbeidstoeleiding van een statushouder kunnen besteden. In combinatie met een uitgebreide intake om statushouders beter te leren kennen, leidt dat tot meer participatie in de vorm van werk of opleiding. Ook goede contacten met werkgevers voor werkervaringsplekken (WEP) zijn belangrijk. Niet alleen voor de statushouders is het waardevol om werkervaring op te doen middels een WEP. Ook voor werkgevers helpt het om kennis te maken met de kwaliteiten en achtergrond van de statushouder. De verwachting is dat werkgevers hierdoor sneller geneigd zijn om de statushouders met een WEP een betaalde baan aan te bieden.
Mede door de coronacrisis zullen helaas veel statushouders weer werkloos raken, omdat zij veelal tijdelijke contracten hebben. Daarom is het juist in deze tijd van belang dat gemeenten inzetten op inclusief arbeidsmarktbeleid en activiteiten die intensieve begeleiding, een uitgebreide intake en randvoorwaarden om statushouders naar werk te begeleiden, mogelijk maken.