11 december 2019
Het woord ‘inburgeren’ is helemaal ingeburgerd in Nederland. Je hoort het overal: in de politiek, op scholen, in dagelijkse gesprekken over en met nieuwkomers.
Ook Stichting Civic gebruikt de term. In academische bijdragen, brieven, blogs en beleidsadviezen. Maar we worstelen ermee: Stichting Civic is namelijk opgericht omdat de manier waarop we in Nederland tegen inburgering aankijken – en erover spreken – niet klopt en niet werkt. En dit toont zich al in het woord in-burgeren.
Dit behoeft uitleg. In een notendop is de denkfout achter ons inburgeringsbeleid dat nieuwkomers zouden arriveren in een Nederlandse samenleving die helemaal ‘af’ is. De net gearriveerde nieuwkomers horen er alleen nog niet bij. Daarom moeten zij laten zien dat zij bij Nederland ‘passen’. Bijvoorbeeld door taaltoetsen te halen, die van een steeds hoger niveau zijn. Door die te halen zouden ze aantonen compatibel te zijn met de Nederlandse samenleving. Voldoen aan de ‘inburgeringsplicht’ is zodoende het verdienen van een diploma. En dit diploma betekent dat zij ‘Echte Nederlanders’ zijn geworden oftewel: ze zijn ‘in-geburgerd’. Dit verklaart ook dat de inburgering verplicht is als voorwaarde voor het verkrijgen van permanent verblijf en burgerschap: het is een soort van ‘ontgroening’ voor lidmaatschap.
Maar zo zit het helemaal niet. De Nederlandse samenleving is nooit ‘af’, maar verandert door de tijd heen. Nieuwkomers, die in achtergrond en toekomstdromen onderling ook weer verschillend zijn, voegen in in een diverse samenleving die zelf ook weer in beweging is. Daarbij: onder Nederlanders komen laaggeletterdheid en analfabetisme ook voor (11% van de samenleving). Het is daarom vreemd te zeggen dat nieuwkomers die niet goed Nederlands schrijven en spreken er ‘niet bij horen’.
Deze denkfout heeft de afgelopen twintig jaar geleid tot de invoering van steeds méér en meer ingewikkelde inburgeringsvereisten, waarvoor de nieuwkomer verantwoordelijk is gemaakt. Het idee was: laat maar zien dat je bij ‘ons’ hoort, en betaal er ook maar voor!
Dat moet anders. Inburgeringsbeleid moet – ook juridisch gezien – nieuwkomers ondersteunen bij een goede start in Nederland, niet testen of ze die wel verdienen. Het zou dus iets als ‘Goede Start-beleid’ moeten heten. Dit leidt tot een nieuw perspectief op wat inburgeringsbeleid is. Zo is het leren van de taal ongetwijfeld een onderdeel van een goede start in een nieuw thuisland. Maar iedereen aan dezelfde taaleisen laten voldoen op straffe van boetes werkt averechts. Sommige nieuwkomers willen naar de universiteit, anderen zo snel mogelijk aan het werk. Ze hoeven niet allemaal hetzelfde ‘diploma’ te halen: ze moeten op individueel niveau de best mogelijke start hebben.
Natuurlijk is met het veranderen van een woord niet veel opgelost. En om met politici en beleidsmakers in gesprek te blijven, gebruikt Stichting Civic de term ‘inburgeren’ nog steeds. Toch is het een dilemma: door het woord te gebruiken, dragen ook wij eraan bij dat deze term steeds gangbaarder wordt, nog meer ‘inburgert’. En dat terwijl we het juist willen veranderen.
Dit is wél de reden waarom we ervoor hebben gekozen Stichting Civic niet ‘Stichting Beter Inburgeren’ te noemen, of iets dergelijks. Hopelijk kunnen we op een dag afscheid nemen van het woord.