27 april 2025
Het participatieverklaringstraject is een verplicht onderdeel van de Wet inburgering 2021. Het doel van de participatieverklaring is inburgeringsplichtigen ‘niet-vrijblijvend met de kernwaarden van de Nederlandse samenleving te laten kennismaken en hun betrokkenheid met Nederland te laten uitspreken’. Deelnemers moeten een programma van twaalf uur doorlopen, inclusief excursies, en verklaren dat ze kennis hebben genomen van de Nederlandse kernwaarden en deze respecteren. In de participatieverklaring staan de kernwaarden vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en participatie centraal. Het uitgangspunt is dat men er bij voorbaat vanuit gaat dat de deelnemers deze waarden in beginsel niet uitdragen. Het traject wordt daarom afgesloten met het eenzijdig ondertekenen van de participatieverklaring. Het verplicht afronden van het participatieverklaringstraject wordt afgedwongen met een boetesystematiek. Het niet afronden van het participatieverklaringstraject binnen de inburgeringstermijn levert een bestuurlijke boete op die herhaaldelijk kan worden opgelegd. Daarmee vormt het participatieverklaringstraject één van de vele sanctiemomenten in de hinderisbaan van sancties binnen de inburgering.

Het participatieverklaringstraject is een problematische erfenis van voormalig PvdA-minister Lodewijk Asscher en past naadloos in zijn toch al weinig florissante politieke nalatenschap, waarvan het toeslagenschandaal een pijnlijk dieptepunt vormt. De participatieverklaring is symboolpolitiek van de hoogste plank en een politiek instrument van disciplinering, koloniale hiërarchie en culturele superioriteit.
Koloniale logica
De participatieverklaring is geworteld in een koloniale logica en belichaamt het civilisatiediscours uit het koloniale tijdperk, waarin de gekoloniseerde bevolking ‘beschaving’ moest worden bijgebracht. Vanuit deze beschavingsmissie was de koloniale overtuiging dat Europese machten de morele plicht hadden om de gekoloniseerde niet-westerse volkeren te beschaven. Deze volkeren werden neergezet als achterlijk, barbaars, onontwikkeld, irrationeel of moreel tekortschietend, en zouden daarom via koloniale overheersing worden opgevoed tot ‘beschaafde’ burgers, met christelijke Europese normen als maatstaf.
Bevoogding is een cruciaal element in de koloniale houding ten opzichte van de ‘De Ander’. De Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper Edward Said (1935-2003) schreef in zijn monumentale werken Orientalism (1978) en Culture and Imperialism (1993) uitgebreid over bevoogding als een dominante koloniale houding, geworteld in een rotsvast geloof in westerse superioriteit. In de koloniale logica had de gekoloniseerde bevoogding nodig en smeekte daar min of meer zelf om. Via de tussenkomst van het Westen zou de gekoloniseerde toegang kunnen krijgen tot beschaving, rationaliteit, orde, moderniteit en vrijheid. Dit paternalisme doet zich voor als opvoedend, maar is in werkelijkheid onderwerpend en vernederend. De beschavingsmissie werd paternalistisch gepresenteerd als humanitaire vooruitgang ten bate van het gekoloniseerde volk, maar was in feite een legitimatie van koloniale overheersing, disciplinering, culturele vernietiging en economische exploitatie.
De koloniale logica van de beschavingsmissie leeft voort in het inburgeringsbeleid en komt sterk tot uiting in de participatieverklaring. De participatieverklaring is een moderne variant van de koloniale overtuiging dat ‘De Ander’ eerst moet worden opgevoed en gevormd naar westerse normen om te kunnen participeren in de Nederlandse samenleving. De participatieverklaring is daarmee een instrument van culturele dominantie, waarbij nieuwkomers niet slechts worden verwelkomd, maar geacht zich normatief te conformeren aan wat de dominante samenleving als kernwaarden definieert, zonder dat de definiëring van die kernwaarden ter discussie staat. Er is geen sprake van dialoog of uitwisseling. Nieuwkomers worden benaderd als passieve subjecten zonder stem en er is sprake van een eenzijdige overdracht van waarden die eenzijdig ondertekend moeten worden. De participatieverklaring suggereert dat nieuwkomers als homogene groep nog moeten leren over waarden die in Nederland gelden. Dit doet geen recht aan de grote diversiteit van waarden en overtuigingen binnen deze groep. Het is een vorm van racialisering, waarbij nieuwkomers worden gereduceerd tot een stereotype categorie mensen die zogenaamd botsen met waarden die als exclusief Nederlands worden gepresenteerd. Voor vluchtelingen die in hun land van herkomst hebben gestreden tegen de onderdrukking van een fundamentele waarde zoals vrijheid, kan het participatieverklaringstraject dan ook als een klap in het gezicht aanvoelen.
Discriminatie en machtsongelijkheid
Het participatieverklaringstraject draagt in zijn opzet en uitvoering systematische machtsongelijkheid in zich. Het verplicht stellen van het participatieverklaringstraject voor specifieke bevolkingsgroepen zonder wederkerigheid van de ontvangende samenleving creëert een ongelijke machtsverhouding. Nieuwkomers die weigeren te tekenen, riskeren boetes of gevolgen voor hun verblijfsstatus, waardoor ze gedwongen worden om zich te conformeren.
Er is ook geen sprake van wederkerigheid. Alleen nieuwkomers moeten zich publiekelijk committeren aan Nederlandse waarden. Geboren Nederlanders hoeven zelf nooit een expliciete verklaring af te leggen om te bewijzen dat ze een waarde als gelijkwaardigheid onderschrijven. Dit schept ongelijkwaardig burgerschap. Doordat inburgering niet verplicht is voor EU-migranten, legitimeert de participatieverklaring vooral een geïnstitutionaliseerd wantrouwen ten opzichte van met name niet-Europese migranten. Het is discriminerend dat slechts specifieke bevolkingsgroepen expliciet moeten verklaren bepaalde waarden te onderschrijven om Nederlander te kunnen worden. Burgerschap zou niet afhankelijk moeten zijn van het onderschrijven van zogenaamde kernwaarden; vrijheid van gedachte is immers een kernwaarde op zich. Als de overheid hierover in gesprek wil met burgers, dient dit op een inclusieve manier te gebeuren die geldt voor alle inwoners.
De mythe van het homogene waardenstelsel
Met het participatieverklaringstraject wordt bovendien een vertekend beeld in stand gehouden van een homogene Nederlandse samenleving, waarin iedereen het eens zou zijn over bepaalde waarden en rechten, zoals bijvoorbeeld vrouwen- en transrechten. In werkelijkheid bestaan er binnen de Nederlandse samenleving aanzienlijke onderlinge verschillen en discussies over wat een gedeeld waardenstelsel precies inhoudt. Met de participatieverklaring wordt echter een illusie gewekt van nationale consensus, die vervolgens wordt geprojecteerd op nieuwkomers.
Het zogenaamde kernwaardenstelsel, dat deelnemers moeten leren kennen en ondertekenen, is essentialistisch, vormt geen empirische representatie van Nederland en doet geen recht aan de diversiteit aan denkbeelden, waarden overtuigingen binnen de Nederlandse samenleving. Juist daarom zou een breder maatschappelijk dialoog over gedeelde waarden belangrijker zijn dan een eenzijdige verplichting voor nieuwkomers. Een dialoog waarbij verschillende perspectieven worden gehoord en besproken.
Conclusie
Het participatieverklaringstraject is geen neutraal beleidsinstrument gericht op educatie, maar een neokoloniale praktijk, ingebed in culturele superioriteit, ongelijkwaardigheid, racialisering en morele disciplinering. De onderliggende logica is zowel selectief als paternalistisch. Een rechtvaardig startbeleid voor nieuwkomers vraagt niet om loyaliteitsverklaringen, maar om wederzijdse erkenning en daadwerkelijke gelijkwaardigheid.