2 juni 2019

Minister van SZW Wouter Koolmees heeft op 29 mei een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de uitvoering van het inburgeringsstelsel. In deze brief informeert hij de Tweede Kamer over actuele kwesties en knelpunten. We bespreken deze brief voor zover deze betrekking heeft op de groep 2013-2021 die de dupe is van het huidig beleid.

We hebben ook geschreven over toezeggingen omtrent vergoedingen voor gedupeerde inburgeraars.

Inburgeraars tussen 2013-2021

Een aanzienlijke groep inburgeraars (5.415)  bereikt de grens van het maximale leenbedrag maar is nog steeds inburgeringsplichtig. De minister noemt deze groep de Einde Lening Inburgeringsplichtingen (ELIPs). Deze groep inburgeraars, die tussen 2013 en 2021 moet inburgeren, is de dupe van de problemen rondom het huidige beleid en zal niet profiteren van het beoogde beleid vanaf 2021. In het nieuwe beleid zullen gemeenten het onderwijs inkopen en zijn inburgeraars niet langer zelf verantwoordelijk voor het afsluiten van leningen om hun inburgeringstraject te financieren.

Maximaal geleend, nog wel inburgeringsplichtig

De minister schrijft dat hij zich zal richten op potentiële probleemgroepen en preventie. In het kader van de in februari gemaakte bestuurlijke afspraken tussen SZW en VNG, zal hij gemeenten vragen om prioriteit te geven aan ELIPs. En dan vooral voor de gedupeerden van frauderende of failliete taalscholen. Extra cursussen aanbieden, ligt volgens de minister niet voor de hand, omdat de inburgeraars al veel geld in cursussen hebben geïnvesteerd. De minister lijkt (vooral) in te zetten op begeleiding (naar slagen voor de examens of een ontheffing ervoor) voordat de lening is uitgeput. Welke specifieke maatregelen voor ELIPs (met uitgeputte budgetruimte) zullen worden genomen, blijkt niet uit de brief.

Daarnaast wil de minister de Wet Inburgering aanpassen aan de huidige uitvoeringspraktijk. Daarbij vordert DUO geen leningen terug totdat aan de inburgeringsplicht is voldaan. De minister wil wel een maximale termijn aan dit uitstel koppelen, ter voorkoming van een perverse prikkel om niet in te burgeren. Dit uitstel geldt alleen voor de leningen en niet voor de boetes.

DUO vordert geen leningen terug totdat aan de inburgeringsplicht is voldaan.

In algemene zin schrijft de minister dat hij zich bereid toont om ‘welwillend’ te kijken naar schrijnende individuele gevallen onder ELIPs of gedupeerden van fraude. De minister zegt nog niets over het eventueel treffen van een algemene wettelijke overgangsregeling voor de groep inburgeraars 2013-2021.

Onze kanttekeningen

We verwelkomen de aandacht van de minister voor ELIPs en het streven van de minister om de uitvoeringspraktijk inzichtelijk te maken in cijfers. Hier dienen echter een aantal kanttekeningen bij geplaatst te worden.

Geen volledige transparantie

Ten eerste maken de in de brief genoemde cijfers niet inzichtelijk hoeveel leningen van statushouders definitief niet kwijtgescholden zijn. Het is van groot belang dat de minister in beeld heeft wie deze mensen zijn en wat het effect is van de schuld op hun persoonlijke situatie en integratie. Ook met het oog op toekomstige besluiten met betrekking tot het al dan niet kwijtschelden van schuld.

Onduidelijke ondersteuning ELIPs

Ten tweede onderschrijven we dat het onwenselijk is dat inburgeraars, zoals de groep ELIPs, geconfronteerd worden met boete en schuld. Zoals hiervoor is gezegd, is het nog onduidelijk welke maatregelen de minister wil nemen om ELIPs (met uitgeputte budgetruimte) te ondersteunen in hun inburgering.

Afgaande op de bestuurlijke afspraken tussen het Rijk en de Vereniging Nederlandse Gemeenten kunnen gemeenten met het een extra toegekende budget van €40 miljoen onder andere activiteiten opzetten die ‘gericht zijn op het versterken van de taalverweving’ van de huidige inburgeraars.1Bestuurlijke afspraken SZW en VNG: extra impuls inburgering ‘en ondertussen’, 14 februari 2019

De minister streeft er nu naar om ELIPs (die wel enige budgetruimte hebben) met ondersteuning van de gemeente toch maar binnen de termijn en binnen hun budget door de inburgering te ‘loodsen’. Eventueel via ontheffingen. Dit kan cynisch opgevat worden. De minister zal ervoor moeten waken dat hij niet de zorgelijke trend doorzet, waarbij het inburgeringsexamen als een doel op zichzelf wordt gezien. Daarom moet hij het uiteindelijke doel, de participatie van nieuwkomers in de samenleving, niet uit het oog verliezen.

Geen structurele wijziging in beleidsregels

Ten slotte laat de minister na om structurele wijzigingen in de huidige beleidsregels door te voeren, die er mede aan bij kunnen dragen dat deze groep niet onnodig wordt geconfronteerd met boetes en schulden.

De huidige opvatting van de minister over de term verwijtbaarheid is zeer eng en voldoet ons inziens niet aan het EU-recht. Dat vereist dat rekening wordt gehouden met

het kennisniveau dat vereist is om het inburgeringsexamen te kunnen behalen, met de toegankelijkheid tot de cursus en tot het ter voorbereiding op dat examen benodigde materiaal, met de hoogte van de door derdelanders voor dat examen verschuldigde inschrijvingskosten of met bijzondere individuele omstandigheden, zoals leeftijd, analfabetisme of opleidingsniveau.

De huidige beleidsregels laten weinig ruimte voor een dergelijke individuele beoordeling.2Beleidsregel boetevaststelling inburgering en Beleidsregel verlenging inburgeringstermijnen bij geen verwijt

In februari 2019 heeft de minister wel een aantal limitatieve gronden voor het ontbreken van verwijtbaarheid vastgesteld.3Beleidsregel verlenging inburgeringstermijnen bij geen verwijt. Voor het niet tijdig voldoen aan eisen omtrent de participatieverklaring wordt overigens wel een ruime categorie van overige omstandigheden meegenomen in de beoordeling van verwijtbaarheid Daarbij gaat het bijvoorbeeld om bevalling, langdurig verblijf in een AZC of een late kennisgeving van de inburgeringsplicht.

Deze beleidsregel ziet helaas niet op vertragingen die verband houden met andere systeemfouten in het inburgeringsbeleid of omstandigheden die niet toe te rekenen zijn aan de inburgeraar. Toch schrijft de minister in de brief dat hij welwillend zal kijken naar ELIPs, die de dupe zijn geworden van fraude of die zich in een schrijnende situatie bevinden.

De minister dient naar onze mening álle gevallen welwillend te behandelen, zeker gezien de huidige kennis over het falende inburgeringssysteem en het ondermaatse toezicht op taalscholen.

Daarom zijn we benieuwd in hoeverre de minister gebruik zal maken van zijn bevoegdheid om af te wijken van de beleidsregel.

Vind hier eerdere Kamerbrieven over inburgering

Lees meer

Coördinator Juridische Zaken
Medewerker

Deel dit

Lees ook