9 november 2021
Over het inburgeringsrecht zijn twee annotaties van de hand van Stichting Civic gepubliceerd in het tijdschrift Jurisprudentie Vreemdelingenrecht. Deze gaan over ketenbesluitvorming en over het evenredigheidsbeginsel. Deze onderwerpen kwamen op maandag 6 september en 7 september jl. ook aan bod tijdens de cursus Wet inburgering en Wet inburgering 2021, die Stichting Civic verzorgde aan een advocatenkantoor gespecialiseerd in het migratierecht.
Ketenbesluitvorming
De eerste annotatie gaat in op de keten van besluiten die een inburgeraar ontvangt.
1 ABRvS 18 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2734, JV 2021/49, m.nt. A.H.A. Mohammad & E.J.W. Nissen.Vaak ontvangt de inburgeraar meerdere brieven. Die gaan over verschillende onderdelen:
- het overschrijden van de inburgeringstermijn;
- de vaststelling van de nieuwe termijn;
- het moeten terugbetalen van de lening;
- de voorlopige hoogte van de boete;
- de definitieve hoogte van de boete; en
- de (voorlopige of definitieve) de hoogte van de lening die moet worden terugbetaald.
Kern van de geannoteerde uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is dat de inburgeraar óók tegen de laatstgenoemde brief (het vaststellen van de terugbetalingsverplichting) bezwaar en beroep kan maken.
2 Zie ook ABRvS 14 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2401, AB 2021/107, m.nt. L.M. Koenraad.In zo’n procedure kunnen inburgeraars bijvoorbeeld hun financiële positie naar voren brengen.
Recentelijk is er een vergelijkbare uitspraak verschenen waarin de rechtbank Den Haag oordeelt dat in een beroep tegen een dergelijk besluit het niet-kwijtschelden van de lening niet meer kan worden behandeld.
3 Rb. Den Haag 5 oktober 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:10627.Deze beroepsgrond had namelijk tegen een eerdere brief moeten gebeuren, waarin staat dat de inburgeraar de lening moet terugbetalen.
Wij plaatsen hier een kanttekening bij, namelijk dat de terugbetalingsverplichting pas is geregeld in de brief waarin ook het bedrag is genoemd.
Evenredigheid
De tweede annotatie bij een uitspraak van de Afdeling gaat over een inburgeraar die te laat is ingeburgerd, omdat hij voor het laatste examenonderdeel Oriëntatie Nederlandse Arbeidsmarkt (portfolio en eindgesprek) geen rekening heeft gehouden met de termijnen van zes weken op inburgeren.nl. Volgens de Afdeling waren die termijnen niet kenbaar gemaakt en was de terugbetalingsverplichting in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
4 [4] ABRvS 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:819, JV 2021/110, m.nt. A.H.A. Mohammad.Recent gepubliceerde rechtbank-uitspraken behandelen soortgelijke zaken, maar wijzen niet op een formeel gebrek (het niet kenbaar maken van termijnen). Zij beoordelen op een meer inhoudelijke wijze de rigiditeit van de regelgeving. Dit betreft de regelgeving die gaat het kwijtschelden van de sociale lening of over het verlengen van de inburgeringstermijn. In deze uitspraken komen over het algemeen twee zaken naar voren.
5 Zie recent Rb. Midden-Nederland 2 februari 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:307; Rb. 28 april 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:4884; Rb. Noord-Holland 12 mei 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4240; Rb. Gelderland 10 juni 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:2911 (zie ook de antwoorden op Kamervragen van D66 en van SP over deze zaak); Rb. Noord-Holland 10 juni 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4721; Rb. Zeeland-West-Brabant 13 augustus 2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:3822; Rechtbank Gelderland 22 oktober 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:5649; Rechtbank Noord-Holland 7 oktober 2020, ECLI:NL:RBNHO:2021:9751- Bij het noemen van het doel van inburgering wordt niet (meer) eenzijdig gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige. Nu wordt ook het doel van het geven van een goede start aan inburgeraars genoemd. Dat maakt de minister van SZW een meer evenwichtige belangenafweging moet maken.
- Terugvordering van het hele leenbedrag (max. 10.000 euro) bij een geringe termijnoverschrijding (enkele dagen of zelfs drie maanden) is vaak disproportioneel in het licht van het doel van de inburgering.
Over dit soort zaken heeft Kamerlid Maatoug (GL) Kamervragen gesteld, die zijn beantwoord door de minister van SZW. Aanleiding was dat de minister enerzijds aankondigde de scherpe kanten van het beleid te halen, en anderzijds in hoger beroep ging tegen een uitspraak die dit juist deed. Dit hoger beroep wordt volgens de minister alsnog ingetrokken. In de antwoorden van de minister wordt ingegaan op de voorstellen om een ambtshalve gedeeltelijke kwijtschelding van de sociale lening mogelijk te maken. Daarmee wordt de alles-of-niets-benadering van de terugbetaling van de sociale lening verlaten.
Helaas blijft in de antwoorden op de Kamervragen onbeantwoord of er voorzieningen worden getroffen voor inburgeraars die de sociale lening na een geringe termijnoverschrijding wel moesten terugbetalen of aan het terug betalen zijn.
Stichting Civic ontvangt via het contactformulier op deze site graag signalen van inburgeraars die de lening hebben terugbetaald of aan het terugbetalen zijn, terwijl zij de inburgeringstermijn kort hebben overschreden.
- 1
- 2Zie ook ABRvS 14 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2401, AB 2021/107, m.nt. L.M. Koenraad.
- 3Rb. Den Haag 5 oktober 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:10627.
- 4
- 5Zie recent Rb. Midden-Nederland 2 februari 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:307; Rb. 28 april 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:4884; Rb. Noord-Holland 12 mei 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4240; Rb. Gelderland 10 juni 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:2911 (zie ook de antwoorden op Kamervragen van D66 en van SP over deze zaak); Rb. Noord-Holland 10 juni 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4721; Rb. Zeeland-West-Brabant 13 augustus 2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:3822; Rechtbank Gelderland 22 oktober 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:5649; Rechtbank Noord-Holland 7 oktober 2020, ECLI:NL:RBNHO:2021:9751
Deel dit
Lees ook
- 1
- 2Zie ook ABRvS 14 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2401, AB 2021/107, m.nt. L.M. Koenraad.
- 3Rb. Den Haag 5 oktober 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:10627.
- 4
- 5Zie recent Rb. Midden-Nederland 2 februari 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:307; Rb. 28 april 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:4884; Rb. Noord-Holland 12 mei 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4240; Rb. Gelderland 10 juni 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:2911 (zie ook de antwoorden op Kamervragen van D66 en van SP over deze zaak); Rb. Noord-Holland 10 juni 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4721; Rb. Zeeland-West-Brabant 13 augustus 2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:3822; Rechtbank Gelderland 22 oktober 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:5649; Rechtbank Noord-Holland 7 oktober 2020, ECLI:NL:RBNHO:2021:9751